1. Home
  2. Leer over LTI
  3. LTI-terminologie (LTI-versies, geheim, tool, enz.)

LTI-terminologie (LTI-versies, geheim, tool, enz.)

In de context van Learning Tools Interoperability (LTI) zijn er verschillende belangrijke termen en concepten die cruciaal zijn om te begrijpen hoe het werkt en wat de mogelijkheden ervan zijn.

Als je met LTI werkt, kom je misschien termen tegen waarmee je niet vertrouwd bent. Het begrijpen van deze termen is cruciaal voor het navigeren door het LTI-landschap, omdat ze de basis vormen van hoe verschillende leerapplicaties en systemen met elkaar samenwerken en op een gestandaardiseerde manier met elkaar integreren.

Hier volgt een lijst met enkele belangrijke termen:

  1. LTI-versie: Verschillende versies van de LTI-standaard (zoals LTI 1.1, LTI 1.3, LTI Advantage) bieden verschillende functies en beveiligingsniveaus. Inzicht in de versie is belangrijk voor compatibiliteit en functionaliteit.
  2. OAuth: Een protocol dat in LTI wordt gebruikt voor beveiliging, specifiek voor authenticatie en het autoriseren van verzoeken tussen de Tool Provider en de Tool Consumer. OAuth zorgt ervoor dat de uitwisseling van gegevens veilig en geautoriseerd is.
  3. Context ID: Dit is een identificatie die wordt gebruikt om de ‘context’ aan te geven waarin het LTI-tool wordt gebruikt – bijvoorbeeld een specifieke cursus of klas binnen de LMS. Het helpt de tool provider te begrijpen binnen welk bereik het werkt.
  4. Resource Link ID: Een unieke identificatie voor de specifieke locatie in de cursus waar het LTI-tool is geïntegreerd. Hiermee kan de aanbieder van het hulpmiddel volgen waar het hulpmiddel wordt gebruikt binnen de omgeving van de gebruiker van het hulpmiddel.
  5. User ID: (NL: GebruikersID)Een unieke identificatie voor de gebruiker die toegang heeft tot het LTI-provider. Hierdoor kan de toolaanbieder de ervaring voor elke gebruiker personaliseren.
  6. Roles and Permissions: (NL: Rollen en machtigingen) Deze bepalen wat een gebruiker kan zien en doen in een LTI-tool. Veel voorkomende rollen zijn Instructeur, Student, Beheerder, enz.
  7. Outcome Service : Een functie in LTI waarmee Tool Providers cijferinformatie terug kunnen sturen naar de LMS. Het wordt gebruikt voor tools die scores of cijfers moeten rapporteren als onderdeel van hun functionaliteit.
  8. LTI Advantage: Een uitbreiding van LTI die verbeterde services toevoegt zoals Deep Linking, Names and Role Provisioning Services (NRPS) en Assignment and Grade Services (AGS). Het is een geavanceerdere en veiligere versie van LTI.
  9. 1EdTech (voormalig IMS Global: de organisatie die de LTI-standaard ontwikkelt en onderhoudt. Inzicht in hun rol en de bronnen die ze bieden is belangrijk om op de hoogte te blijven van LTI-specificaties en best practices.
  10. Single Sign-On (SSO): Een functie waarmee gebruikers één set aanmeldgegevens kunnen gebruiken om toegang te krijgen tot meerdere applicaties, waaronder LTI-tools. SSO verbetert de gebruikerservaring door de toegang tot verschillende tools binnen het leerecosysteem te vereenvoudigen.

Terminologie bij het verbinden van platforms

De volgende termen en concepten zijn belangrijk om te weten als je je Tool aansluit op een Platform.

  1. Secret: (NL: geheim) In LTI is een ‘secret’ een deel van het beveiligingsmechanisme dat gebruikt wordt binnen LTI 1.0 en 1.1 om veilige communicatie te verzekeren tussen het leerhulpmiddel (zoals een externe test of inhoudsmodule) en het platform (zoals een LMS). Het is vergelijkbaar met een wachtwoord. Wanneer een leermiddel geïntegreerd is in een LMS, hebben zowel het leermiddel als de LMS een gedeeld geheim. Dit geheim wordt gebruikt om een handtekening te maken voor berichten die tussen hen worden doorgegeven, zodat de berichten veilig zijn en afkomstig van een vertrouwde bron.
  2. Launch URL: (NL: Lanceer URL) De Launch URL is het adres dat de LMS gebruikt om het externe leerprogramma te starten. Wanneer een gebruiker in het LMS de tool selecteert, stuurt het LMS een HTTP-verzoek naar deze URL. Dit verzoek bevat informatie over de gebruiker, de cursus en andere context die nodig is om de tool correct te laten werken, meestal inclusief LTI-specifieke parameters en een signature (handtekening) gemaakt met behulp van het shared secret (gedeelde geheim).
  3. Registration URL: (NL: Registratie URL) De registratie URL wordt gebruikt in sommige LTI integraties voor de initiële setup en registratie van de externe tool met de LMS. Deze URL wordt gebruikt om de initiële verbinding tot stand te brengen en belangrijke informatie te delen, zoals het gedeelde geheim en de sleutel, en om de nodige configuratiegegevens in te stellen.
  4. Cartridge URL: De Cartridge URL wordt meestal geassocieerd met LTI Content-Item Message. Het is een URL naar een Common Cartridge of Thin Common Cartridge, wat standaarden zijn voor het verpakken van digitale leerinhoud en tools. Met de Cartridge URL kan de LMS inhoud importeren en lanceren die op deze gestandaardiseerde manier is opgemaakt. Dit kunnen bijvoorbeeld quizzen, modules of volledige cursussen zijn.
  5. Custom Properties: (NL: Aangepaste eigenschappen) Dit zijn extra parameters of gegevens die van de LMS naar het leerhulpmiddel kunnen worden gestuurd wanneer het wordt opgestart. Aangepaste eigenschappen worden gebruikt om extra informatie door te geven die de tool nodig heeft om goed te functioneren of om een aangepaste ervaring te bieden. Ze worden gedefinieerd door de LMS-beheerder of docent en kunnen dingen bevatten zoals gebruikersrollen, cursusnamen of specifieke instellingen voor de tool.
  6. Tool Provider: De Tool Provider in de context van LTI verwijst naar een externe toepassing of dienst die geïntegreerd is in een leerplatform. Dit kan van alles zijn: een quiz tool van een derde partij, een virtueel lab, een video-college service of eender welke interactieve leerinhoud. De Tool Provider biedt gespecialiseerde functionaliteiten aan die niet beschikbaar zijn in het leerplatform.
  7. Tool Consument: De Tool Consumer is meestal het Learning Management System (LMS) of een ander platform dat gebruik maakt van de diensten van de Tool Provider. Het is waar het leren plaatsvindt, zoals Moodle, Plusport of Canvas. De Tool Consumer initieert het LTI launchproces en stuurt gebruikersgegevens en context naar de Tool Provider in een gestandaardiseerd formaat. In wezen ‘consumeert’ het de diensten van de externe tools om zijn mogelijkheden te vergroten en een breder scala aan leerervaringen te bieden.
  8. Platform: In de LTI-context verwijst de term ‘platform’ over het algemeen naar het bredere systeem waarin leren plaatsvindt en waarin verschillende tools (zowel intern als extern) worden gebruikt. Hoewel het vaak door elkaar wordt gebruikt met Tool Consumer, kan het platform een breder ecosysteem omvatten, inclusief het LMS, verschillende geïntegreerde tools en andere onderwijstechnologieën. Het is de algemene omgeving of het kader dat digitale leerervaringen ondersteunt.
  9. Deep Linking (LTI Deep Linking): Deep Linking in LTI verwijst naar het mechanisme waarmee Tool Providers links (of verwijzingen) terug kunnen sturen naar specifieke bronnen of activiteiten. In tegenstelling tot de basis LTI integratie, waarbij de Tool Consumer doorverwijst naar een algemene pagina of dashboard van de Tool Provider, maakt Deep Linking het mogelijk voor de Tool Consumer om links te integreren die direct verwijzen naar specifieke items of inhoud binnen de Tool Provider. Dit verbetert de integratie door docenten in staat te stellen direct te linken naar bepaalde tools of content in hun lesmateriaal, waardoor de leerervaring naadlozer en meer geïntegreerd wordt.

Updated on 11 december 2024
Was this article helpful?

Related Articles

Leave a Comment